Fibonnacci rij
De rij van Fibonacci is genoemd naar Leonardo van Pisa, bijgenaamd “Fibonacci”(zoon van Bonaccio) Hij noemt de rij in zijn boek “Liber abaci” (Boek van het telraam) uit 1202. De rij blijkt interessante eigenschappen te bezitten met onder andere de “gulden snede” een begrip uit de kunst.
De rij van Fibonacci:
- Draai de schijven (maakt niet uit welke cijfers bovenaan staan).
- Begin met het tellen van het eerste getal. Tel net zoveel schijven als het getal op de eerste schijf aangeeft.
- Kijk dan naar het cijfer wat op de eerst volgende schijf staat. Dus op de eerste schijf staat het nummer 3. Dan tel je 3 schijven. Vervolgens kijk je naar het cijfer wat op de vierde schijf staat. Als dat 2 is, tel je de vierde schijf als 1 en de vijfde schijf als 2. Dan kijk je weer naar het cijfer wat op de zesde schijf staat en tel je vanaf die schijf door.
- Werk zo de hele rij af.
- Wanneer er op het einde niet genoeg schijven over zijn, dien je de overgebleven schijven aan de kant te schuiven. Bijvoorbeeld: staat er op de laatste schijf die je moet tellen 3, maar heb je nog maar twee schijven over die je kunt tellen? Doe dan beide schijven naar rechts schuiven en start weer met het tellen vanaf het begin van de rij. Doe dit met het getal wat je niet af hebt kunnen maken, in dit geval 3.
- Na de tweede ronde kom je, als je dit goed doet, altijd op de laatste schijf uit!
Tip: Tel altijd verder met het nieuwe getal op een nog niet getelde schijf! Pas op dat je niet een schijf dubbel telt of er eentje overslaat.